Integratie
Integratie
Bij het woord integratie denken we bijna meteen aan mensen die vanuit een buitenland hier komen wonen en de taal en de gewoonten moeten leren. Maar er is ook een categorie rasechte Nederlanders waarvoor integratieprojecten zijn opgezet. Sinds kort maken mijn vrouw en ik deel uit van zo’n project. Het project omgekeerde integratie van Abrona, een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking.Vroeger werden mensen met een verstandelijke beperking gehuisvest op aparte terreinen in paviljoens, veilig ver weg van de ‘gewone mensen ’. Later kwamen cliënten ook onder begeleiding in de woonwijken te wonen, tussen de ‘gewone mensen ’.
Omgekeerde integratie
Bij ons project gebeurt het omgekeerde: op het terrein, waar Abrona al generaties lang haar cliënten heeft gehuisvest, worden koop- en huurwoningen gebouwd. En wij, de nieuwe bewoners, zoals we genoemd worden, komen te wonen tussen de cliënten, op hun terrein. Men hoopt en verwacht dat daarmee de integratie tussen de twee groepen makkelijker tot stand komt; je weet immers waar je komt te wonen.
Hoe is het nou om tussen die mensen te wonen?
Dat werd me onlangs in de plaatselijke supermarkt gevraagd door een mevrouw die de vraag op fluisterende, bijna samenzweerderige toon stelde, waarbij ze haar hand op mijn onderarm legde, haar hoofd schuin hield en een meewarige blik opzette.Eigenlijk wist ze het antwoord al: “dat kan niks wezen zo met die, nou ja, hoe zal ik het zeggen, die gehandicapten”! Ik was zo verstandig alleen maar mijn allerbeste ach-ja, wat-zal-ik-er-van-zeggen-blik op te zetten en haar niet van haar vooroordeel af te helpen. Hoofdschuddend duwde ze haar karretje verder: ze had duidelijk met me te doen.
Maar hoe is het nu écht?
Wij vinden het heel leuk. De contacten met de cliënten zijn heel divers: er zijn er die lopen je straal voorbij, kijken niet op, blijven midden op de weg lopen als je aankomt rijden, geheel in hun eigen wereld op dat moment.Anderen laten zich makkelijker aanspreken of spreken jou aan, willen graag een praatje.
En het ene praatje is ook het andere niet.
Ik praat regelmatig met een man die in een soort grote driewieler-ligfiets rijdt en al wijzend met zijn arm niet meer dan 2 woorden uitbrengt: mooi en Abrona. En die woorden komen er al vrij lastig uit, want hij is heel erg spastisch. Maar hij zal altijd naar me toe komen en altijd die woorden zeggen, me aankijken en glimlachen. Ik zeg wat dingen terug, over het weer, de nieuwbouw, het voetbal of wat er ook maar voorbij komt. Hij lijkt niet in staat om er inhoudelijk op te reageren, -het is voor mij niet helder in hoeverre dat door een verstandelijk of fysieke beperking komt. Maar hij is wél zichtbaar blij met ons contact. En ik ook, merk ik steeds vaker.
Ik heb geleerd dat dit het is, dat ik niet meer met hem kan bereiken dan dit korte contact, waarin we even wat woorden uitwisselen. Woorden die er niet zo toe doen, maar die onze verhouding als buren wel bevestigen.
In het begin was het lastig voor me om daarna weer mijn eigen gang te gaan. Ik voelde me al gauw schuldig als ik verder wilde lopen; normaal praat je nog wat verder en werk je toe naar een beleefde afronding en dat gaat hier moeilijk.
Maar ik heb gemerkt dat het voor hem helemaal goed is op deze manier. Ik hoef hem niet zielig te vinden; we zeggen gedag en gaan onze eigen weg, ik de mijne, hij de zijne. Twee volslagen verschillende wegen.
Vertraging
Het mooie aan het contact met onze buren vind ik ook dat het allemaal niet gaat om presteren, verdienen, aanzien en andere waarden die in de buitenwereld zoveel meer belang hebben, of in ieder geval lijken te krijgen.Als ik langs de bosrand het terrein op kom rijden, lijkt er een soort vertraging op te treden. Daar helpt de snelheidslimiet aan mee -op het terrein hebben voetgangers en fietsers voorrang en je mag er maar 30 km/u rijden.
Maar het is ook de sfeer op het terrein, vooral bepaald door de generaties bewoners van Abrona: de wereld draait een beetje langzamer hier.